FAQ
We hebben een groot aantal van de meestgestelde vragen verzameld en voorzien van een antwoord. Zit u daarna nog met een onbeantwoorde vraag? Stel ze ons dan gerust.
Ben ik een professionele sportbeoefenaar of een amateur?
De wettelijke en reglementaire begrippen sluiten niet goed op elkaar aan en zorgen voor verwarring. Dit is het typisch Belgisch gevolg van de al te grote verscheidenheid aan regelgevingen van verschillende overheden.
Inzake het sociaal statuut van de (Vlaamse) sportbeoefenaar moet in hoofdzaak met 3 wettelijke regelingen rekening worden gehouden:
- met de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars,
- de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en
- met het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar.
Onder ‘betaalde sportbeoefenaars’ wordt verstaan de personen die de verplichting aangaan zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of -exhibitie onder het gezag van een ander persoon tegen een loon dat een bepaald bedrag overschrijdt.
Het bedrag dat de sportbeoefenaar voor zijn sportprestaties ontvangt, is dus letterlijk van kapitaal belang. De vergoeding die hij ontvangt, zal immers aanduiden welke regelgeving op hem van toepassing is. Het grensbedrag wordt jaarlijks bij Koninklijk Besluit vastgelegd.
Voor het seizoen 2020-2021 (van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 202) ligt de drempel op € 10.612. De sportbeoefenaar die jaarlijks meer dan € 10.612 verdient, zal als een ‘betaalde’ sportbeoefenaar worden beschouwd en valt onder het toepassingsgebied van de Wet op de Betaalde Sportbeoefenaars.
De loondrempel vastgelegd in de Wet op de Betaalde Sportbeoefenaars, ligt bijzonder laag. Initeel lag dit hoger, maar het bedrag werd gehalveerd zodat de wet ook toepassing vindt op deeltijdse arbeid.
Wie een lagere jaarlijkse vergoeding ontvangt, wordt beschouwd als een ‘niet-professionele sportbeoefenaar’ en valt onder het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, die enkele waarborgen voorziet. Zo kan de niet-professionele sportbeoefenaar de (lidmaatschaps)overeenkomst tussen hem en zijn sportvereniging in beginsel jaarlijks kosteloos beëindigen.
Opgelet! Overeenkomsten afgesloten tussen clubs en sporters die het grensbedrag niet bereiken kunnen toch onder het toepassingsgebied van de algemene wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten vallen. Dat is het geval wanneer een contract word afgesloten waarbij een werknemer zich tegenover de werkgever verbindt om tegen loon en onder gezag van de werkgever arbeid te verrichten. Door een arbeidsovereenkomst af te sluiten, kunnen clubs, ondanks de regel van de jaarlijkse vrijheidsregeling, sporters toch langer dan 1 seizoen aan de club verbinden.
In de praktijk merken wij dat veel voetbalclubs uit de amateurreeksen overeenkomsten sluiten waarin een loon wordt toegekend dat het grensbedrag net niet bereikt. Indien een speler dan voortijdig zijn contract verbreekt, zal hij een verbrekingsvergoeding aan de club verschuldigd zijn.
Elke overeenkomst gesloten tussen een club en een sporter moet individueel beoordeeld worden of er voldaan is aan de wettelijke en decretale kwalificatiecriteria.
Ben ik als trainer en scheidsrechter ook een betaalde sportbeoefenaar?
De Wet Betaalde Sportbeoefenaars is ook van toepassing verklaard op scheidsrechters in het voetbal en basketbal, voor zover zij het hetzelfde grensbedrag bereiken uiteraard.
Ook trainers in het voetbal, basketbal, volleybal en wielrennen vallen onder de wet. Opgelet: voor geldt evenwel één uitzondering. Als de overeenkomst met een trainer wordt verbroken, zullen de algemene regel van de arbeidsovereenkomstenwet van toepassing zijn. Zij genieten dus minder bescherming dan de sporters zelf.
Welke bescherming geniet ik als betaalde sportbeoefenaar?
De Wet Betaalde Sportbeoefenaars wijkt op een aantal specifieke punten af van de gewone Arbeidsovereenkomstenwet.
Zo zijn er bijzondere regels met betrekking tot de duur en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de betaalde sport worden namelijk quasi steeds contracten van bepaalde duur gesloten, die niet meer dan 5 jaar mag bedragen. Het eenzijdig verbreken van een arbeidsovereenkomst zonder dringende reden zal ook stuk duurder zijn dan bij een gewone werknemer.
Ter bescherming van de betaalde sportbeoefenaar worden ook diverse collectieve arbeidsovereenkomsten (zogenaamde CAO’s) afgesloten tussen de vakbonden en de werkgeversvertegenwoordigers binnen het Nationale Paritair Comité voor de Sport (PC 223).
Zo zijn er CAO’s terug te vinden over het gewaarborgd minimuminkomen van de betaalde sportbeoefenaar (zie ook hieronder), het vakantiegeld, deeltijdse arbeid, alsook over de algemene arbeids- en loonvoorwaarden van voetballers, voetbaltrainers, volleyballerspelers en volleybaltrainers.
De laatste CAO betreffende betaalde voetballers en -clubs dateert is afgesloten in juni 2020 en bevat bijzondere regels over het loon van de voetballer, de contractstabiliteit, optieclausules, degradatie- en promotieclausules, arbeidsongeschiktheid, spelersafvaardiging, terbeschikkingstelling van spelers, boetes en sancties, weddenschappen, discriminatie & racisme, tussenpersonen, minderjarige spelers en portretrechten.
Heb ik als prof recht op een minimumloon?
Bij Collectieve Arbeidsovereenkomst binnen het Nationale Paritair Comité voor de Sport (PC 223) werd bepaald dat het gewaarborgd gemiddeld minimuminkomen voor de werknemers die normale voltijdse arbeidsprestaties verrichten, het dubbele bedraagt van het grensbedrag dat men moet genieten om als betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, zoals hierboven aangehaald. Op dit moment bedraagt het jaarlijks gewaarborgd minimumloon voor een voltijdse profsporter dus € 21.224. Het minimumloon voor een deeltijds betaalde sportbeoefenaar bedraagt € 10.612.
De CAO’s voor betaalde voetbalspelers en trainers waarborgen bovenop deze minima nog eens € 1.000 extra. Betaalde voetballers en trainers hebben voor het seizoen 2020-2021 dus minimaal recht op € 11.612 in geval van deeltijdse tewerkstelling en € 22.224 in geval van een voltijdse tewerkstelling.
Voor buitenlandse sporters van buiten de Europese Economische Ruimte, die in België werken, is een eveneens een minimumloon vastgelegd door de Vlaamse Regering. Momenteel moet een betaalde sportbeoefenaars uit het buitenland in 2020 minstens een jaarloon hebben van € 83.808. Dit bedrag wordt in 2021 verhoogd naar € 84.837.
Vanaf welke leeftijd kan ik een geldige arbeidsovereenkomst sluiten?
Een arbeidsovereenkomst kan pas worden gesloten vanaf het einde van de voltijdse leerplicht.
De leerplicht is voltijds tot 15 jaar, op voorwaarde dat tenminste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs afgewerkt zijn.
De voltijdse leerplicht eindigt in ieder geval op de leeftijd van 16 jaar.
Voor de uitoefening van bepaalde sporttakken kan een nog hogere leeftijd bij Koninklijk Besluit worden vastgesteld. Zo werd in 2001 beslist dat de minimumleeftijd voor de uitoefening van basketbal, voetbal, volleybal en wielrennen:
- 16 jaar is voor deeltijdse arbeid van maximaal 80 uren per maand
- 18 jaar is voor deeltijdse arbeid van meer dan 80 uren per maand of voor voltijdse arbeid
Hoeveel mag een vrijwilliger verdienen?
Eén van de belangrijkste kenmerken van het vrijwilligerswerk is de onbezoldigdheid. Dat betekent dat de vrijwilliger zich ‘om niet’ inzet voor een organisatie en geen prestatievergoeding mag ontvangen. Dit neemt niet weg dat de organisatie wel steeds kan voorzien in een onkostenvergoeding voor haar vrijwilligers, om de kosten, eigen aan de organisatie en gemaakt door de vrijwilliger, te vergoeden.
In de Vrijwilligerswet heeft de wetgever geprobeerd om het systeem van de onkostenvergoeding en de verhouding ervan met het sociale zekerheids- en het fiscaal recht, klaar, eenvoudig en eenduidig te reguleren.
De Vrijwilligerswet voorziet uitdrukkelijk in een mogelijkheid om de vrijwilliger te vergoeden voor de onkosten die hij in het kader van zijn vrijwilligerswerk zou maken. Er bestaan verschillende systemen om kosten van vrijwilligers te vergoeden.
Ten eerste is er de reële kostenvergoeding met bewijsstukken (kassaticketjes, facturen of kostennota’s), waaronder de kilometervergoeding.
Een tweede mogelijkheid bestaat uit de gewone forfaitaire kostenvergoeding. In 2020 bedraagt de kostenvergoeding maximum € 34,71 euro per dag én een maximum van € 1.388,40 per jaar. Deze forfaitaire kostenvergoeding kan eventueel aangevuld worden met een beperkte kilometervergoeding. Deze is beperkt tot 2000km, behalve voor vrijwilligers die het regelmatig vervoeren van personen als activiteit hebben.
Sinds 1 januari 2019 kunnen bepaalde vrijwilligers aanspraak maken op een verhoogde forfaitaire kostenvergoeding, eventueel aangevuld met een kilometervergoeding. Het gaat onder meer over vrijwilligers in de sportsector zoals sporttrainers, sportlesgevers, sportcoaches, jeugdsportcoördinatoren, sportscheidsrechters, juryleden, stewards, terreinverzorgers-materiaalmeesters en seingevers bij sportwedstrijden. In 2020 bedraagt de kostenvergoeding maximum € 34,71 euro per dag én een maximum van € 2.549,90 per jaar.
Ten slotte kan een vrijwilliger ook occasionele geschenken ontvangen voor zijn werk. Hierbij dient men wel enige voorzichtigheid aan de dag te leggen.
Een apart statuut voor de verenigingswerker?
Sinds juli 2018 is het voor personen die zich inzetten voor hun sportvereniging mogelijk om een hoger bedrag dan de hierboven vermelde onkostenvergoeding van de vrijwilliger onbelast bij te verdienen. Dit is een statuut tussen betaalde arbeid en vrijwilligerswerk.
Het gaat meer bepaald over de volgende personen:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt
- Sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden
- Conciërge van sportinfrastructuur
- Hulp en ondersteuning bieden op occasionele en kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector
- Hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties evenals websites in de sportsector
- Verstrekker van opleidingen, lezingen, presentaties en voorstellingen over culturele, artistieke en maatschappelijke thema’s in de sportsector
Deze personen moeten ofwel:
- minstens 4/5 werken
- werken als zelfstandige in hoofdberoep
- gepensioneerd zijn
Voor de personen die niet voldoen aan de voorwaarden kan men terugvallen op de verhoogde forfaitaire kostenvergoedingen voor vrijwilligers.
De wet die het onbelast bijverdienen in het verenigingswerk mogelijk maakte, werd door het Grondwettelijk Hof op 20 april 2020 evenwel vernietigd. De huidige regeling geldt nog voor prestaties geleverd tot en met 31 december 2020.
Op 8 juli 2020 werd een nieuw wetsvoorstel ingediend dat zou tegemoetkomen aan de problemen die het Hof vaststelde. Zo zouden de inkomsten niet langer volledig onbelast blijven, maar wel een sociale bijdrage van 10% omvatten. De Raad van State gaf evenwel een negatief advies.
Wat zijn portretrechten?
Veel atleten genereren extra inkomsten door hun naam, afbeelding en stem te commercialiseren.
Het recht op afbeelding houdt de bescherming van burgers in tegen iedere ongewilde aantasting van hun beeltenis door elke mogelijke derde, zowel met betrekking tot het maken van de afbeelding, als met betrekking tot het gebruik ervan. Concreet betekent dit dat een afbeelding van een burger alleen maar na zijn toestemming gemaakt en gepubliceerd kan worden.
Het portretrecht is opgenomen in artikel 10 van de Auteurswet (AW). Hoewel het portretrecht in de Auteurswet is opgenomen, gaat het niet om een auteursrecht, maar wel om een persoonlijkheidsrecht. De rechtspraak beschouwt de afbeelding van een persoon als een verlengstuk van de persoonlijkheid en verleent daarom juridische bescherming aan het recht op afbeelding als een persoonlijkheidsrecht.
Aangezien het om een persoonlijkheidsrecht gaat, bestaat de mogelijkheid om afbeelding en naam commercieel te exploiteren en dus ten gelde te maken. Sporters doen dit vaak door sponsorovereenkomsten af te sluiten om bepaalde producten te promoten.
Centraal gegeven is dat de afgebeelde persoon zowel toestemming moet geven voor het maken van een afbeelding, als voor de publicatie van het portret. De afgebeelde persoon moet zijn toestemming uitdrukkelijk en vooraf geven, maar kan die later altijd opnieuw intrekken.
De vereiste van voorafgaandelijke toestemming kan worden afgezwakt voor publieke personen, zoals atleten. Van hen wordt verondersteld dat zij stilzwijgende toestemming hebben verleend voor het maken en publiceren van afbeeldingen in het kader van hun professionele activiteiten.
Als een afbeelding wordt gepubliceerd zonder de toestemming van de betrokkene of voor een andere doelstelling wordt aangewend dan deze waar er toestemming voor werd gegeven, is er sprake van een fout, waardoor een recht op schadevergoeding ontstaat. Daarnaast kan men ook eisen dat de persoon onherkenbaar wordt gemaakt, de foto uit de publicatie wordt verwijderd, de tentoonstelling met die foto wordt verboden, etc.
Als de schending van het recht op afbeelding met een strafrechtelijk delict gepaard gaat, zoals de schending van de eer en goede naam van de geportretteerde, kan zelfs strafklacht worden neergelegd.
Welke producten worden als doping beschouwd en zijn verboden?
Het verbod op het gebruik van doping is gebaseerd op het ideaalbeeld van een ‘zuivere’ sport. Sport moet eerlijk, gezond en ethisch zijn.
Om tal van medische en juridische discussie te vermijden of een bepaald product of methode de sportprestatie op artificiële wijze verbeterd introduceerde het International Olympisch Comite (IOC) en een lijst die de verboden stoffen en methodes opsomde die later door het World Anti Doping Agency (WADA) werd overgenomen.
De dopinglijst van de WADA is de standaard geworden om te oordelen of een inbreuk op de dopingreglementering werd begaan. Voor de anti-dopingorganisatie is het voldoende dat zij de aanwezigheid in het lichaam kan aantonen van een substantie die wordt vermeld op de dopinglijst.
Ook het Vlaams Antidopingdecreet hanteert dezelfde ‘verboden lijst’ van het WADA. Deze meest recente lijst die van kracht is vanaf 1 januari 2020 vindt u hier terug.
Een stof of methode wordt op de dopinglijst geplaatst indien deze aan twee van de volgende drie criteria voldoet. De stof of methode is:
- alleen of in combinatie met andere stoffen prestatiebevorderend;
- schadelijk voor de gezondheid;
- in strijd met de normen en waarden van sport (‘spirits of sports’).
Een stof of methode kan eveneens op de dopinglijst terechtkomen wanneer zij het gebruik van verboden stoffen of methoden kan maskeren.
In dopingzaken wordt het zogenaamde ‘strict liability’-principe gehanteerd of de ‘risico-aansprakelijkheid’. Dit houdt in dat bij een overtreding van de antidopingregels in beginsel geen rekening wordt gehouden met de schuldgraad of de intenties in hoofde van de betrokken sportbeoefenaar.
De sporter is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van een verboden substantie in zijn lichaam, zonder dat hiervoor enige schuld of nalatigheid in zijn of haren hoofde moet worden vastgesteld. Het komt er op neer dat de aanwezigheid van een verboden stof in het lichaam van de sporter bijna automatisch tot een veroordeling zal leiden.
Gelden dezelfde dopingregels voor elitesporters als voor niet-elitesporters?
In het kader van de dopingbestrijding wordt in het Antidopingdecreet een onderscheid gemaakt tussen elitesport en breedtesport. Dit betekent niet dat er voor elitesporters en breedtesporters een volledig andere regeling geldt. De breedtesporters zijn die sporters die niet als elitesporters worden beschouwd.
De bepalingen inzake dopingpraktijken en het uitvoeren van dopingcontroles lopen voor beide categorieën gelijk. Het onderscheid manifesteert zich slechts op een aantal onderdelen van het decreet.
In beginsel komt de groep van elitesporters overeen met de groep van sporters die het WADA viseert. Sporters die hun sport beoefenen op een lager niveau dan de elitesporters, kunnen volgens de WADA-code ook in aanmerking komen voor de volledige WADA-systematiek aan controles en sancties, indien de nationale antidopingorganisatie (NADO) daarvoor kiest. In Vlaanderen werd daarvoor gekozen.
De afbakening van de groep van elitesporters is van belang, omdat een aantal bijzondere regels op deze sporters van toepassing zijn, onder meer voor wat betreft de verplichting tot aangifte van de verblijfgegevens en de disciplinaire afhandeling van dopingovertredingen.
Zo zullen de dopingpraktijken van elitesporters door de sportverenigingen zelf worden afgehandeld (in Vlaanderen meestal via het Vlaams Sporttribunaal), en niet door niet door de disciplinaire organen van de Vlaamse Gemeenschap. Een ander belangrijk aspect is de verplichting tot mededeling van de verblijfsgegevens (zie hieronder), die enkel geldt voor de elitesporters.
Wat zijn Whereabouts?
De WADA-code voorziet in de mogelijkheid voor antidopingorganisaties om sporters op aangekondigde of onaangekondigde wijze, op elk ogenblik en waar zij zich ook ter wereld bevinden, te controleren op het gebruik van doping.
Om onaangekondigde controles in de praktijk mogelijk te maken, zijn elitesporters sinds 2009 verplicht om hun verblijfsgegevens met betrekking tot het komende kwartaal aan de antidopingorganisaties mee te delen via het Anti-Doping Administration & Management System, kortweg ADAMS.
Aan de hand van deze zogenaamde ‘whereabouts’ kunnen de antidopingorganisaties hun controles op een efficiënte wijze organiseren.
De whereaboutsregels zijn in Vlaanderen van toepassing op de elitesporters, die ingedeeld worden in categorie A, B, C of D, volgens de lijst van sportdisciplines die door de regering werden vastgelegd. De regels zijn strenger voor elitesporter van categorie A dan D.
De sporter die deze verplichting niet naleeft, of niet beschikbaar is voor een dopingcontrole op de plaats waar hij zich moest bevinden volgens de door hem meegedeelde verblijfsgegevens, stelt zich bloot aan sancties.
Is doping ook drugs?
Het bezit van heel wat door de dopingregelgeving verboden substanties wordt ook strafbaar gesteld door de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaarding van verdovende middelen en psychotrope stoffen, ook gekend als de Drugwet.
Een op dopingpraktijken betrapte sporter kan bijgevolg disciplinair worden gestraft op basis van het Antidopingdecreet én daarnaast nog eens strafrechtelijk worden veroordeeld op basis van de Drugwet.
Onder rechtsgeleerden en verschillende nationale en internationale rechtsprekende instanties bestaat evenwel discussie over het zogenaamde ‘non bis in idem-beginsel’, die de cumulatie van strafrechtelijke sancties en andere sancties met strafrechtelijk karakter zou uitsluiten.
Waar kan ik terugvinden of een spelersmakelaar geregistreerd is?
De professionalisering van de sport heeft zijn invloed gehad op de sterke groei van de markt van de sportmakelaars.
De veruit belangrijkste activiteit van de sportmakelaar is het in contact brengen van sporter en club en het bemiddelen tussen beide partijen met het oog op het sluiten van een spelersovereenkomst. Deze activiteit valt volledig onder de term ‘private arbeidsbemiddeling’.
Deze activiteit van de makelaar valt dan ook onder het toepassingsgebied van het Decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling. In de nasleep van de Operatie Propere handen, heeft de Vlaamse Overheid de verplichting tot registratie als sportmakelaar ingevoerd.
Sinds 11 juni 2019 moeten sportmakelaars die actief zijn in het Vlaams Gewest en die (potentieel) betaalde sportbeoefenaars vertegenwoordigen als arbeidsbemiddelaar, geregistreerd zijn bij de Vlaamse Overheid. Hier kan men de officiële lijst van geregistreerde sportmakelaars in het Vlaamse Gewest terugvinden.
Niet-geregistreerde makelaars en clubs die wetens en willen samenwerken met makelaars die niet geregistreerd zijn, riskeren strafrechtelijk gesanctioneerd te worden.
Indien de makelaar zich toespitst op de voetbalsector, vallen zijn activiteiten ook onder de Regulations on Working with Intermediaries van de FIFA, alsook onder het Reglement Tussenpersonen van de KBVB, die eveneens in een registratieverplichting voorzien opdat een makelaar rechtsgeldig kan optreden en betaald worden voor een transactie. Er bestaat een lijst van tussenpersonen die geregistreerd zijn bij de KBVB.
Hoeveel commissie verdient een sportmakelaar?
Tot voor 2010 werd het commissieloon van de sportmakelaar voor de bemiddeling bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst wettelijk beperkt tot een maximum van 7% van het voorziene totale brutojaarinkomen van de betaalde sportbeoefenaar. Sinds 2010 viel deze grens weg en is een makelaar in principe vrij om zijn commissievergoeding te begroten.
De FIFA stelt in haar eigen reglementering evenwel een aanbeveling vast van 3% op de bemiddelde overeenkomst:
- The total amount of remuneration per transaction due to intermediaries who have been engaged to act on a player’s behalf should not exceed three per cent (3%) of the player’s basic gross income for the entire duration of the relevant employment contract.
- The total amount of remuneration per transaction due to intermediaries who have been engaged to act on a club’s behalf in order to conclude an employment contract with a player should not exceed three per cent (3%) of the player’s eventual basic gross income for the entire duration of the relevant employment contract.
- The total amount of remuneration per transaction due to intermediaries who have been engaged to act on a club’s behalf in order to conclude a transfer agreement should not exceed three per cent (3%) of the eventual transfer fee paid in connection with the relevant transfer of the player.
De praktijk leert ons evenwel dat deze aanbeveling meer niet dan wel wordt gevolgd. Het Court of Arbitration for Sports trad al op tegen een excessieve vergoeding van een makelaar en matigde de commissievergoeding die als kennelijk onredelijk, ongewenst en immoreel werd beschouwd op grond van het proportionaliteitsprincipe teneinde het evenwicht tussen de contractspartijen te herstellen. De rechtsgrond voor haar matigingsbevoegdheid vond het CAS evenwel terug in het Zwitserse wetboek voor Verbintenissen. Er bestaat vooralsnog geen analoge Belgische rechtsregel.
Ter bescherming van minderjarigen, verbiedt de KBVB een makelaar wel uitdrukkelijk om een vergoeding te ontvangen voor activiteiten die hij verricht voor spelers die de leeftijd van 18 jaar niet bereikt hebben.
Moet ik als verenigingswerker belastingen betalen?
In 2018 werd een nieuw statuut gecreëerd voor de verenigingswerker. Dit zijn personen die zich tegen vergoeding inzetten voor hun sportvereniging zonder dat zij verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, dienstencontract, en evenmin als vrijwilliger fungeert.
De bedoeling van de wetgever was om op maat van de sportwereld, voor mensen zoals trainers, scheidsrechters of juryleden een sociaal statuut te creëren tussen dat van het vrijwilligerswerk en betaalde arbeid.
Nadat de oorspronkelijke wet van 18 juli 2018, die hen toeliet jaarlijks tot € 6.340 onbelast bij te verdienen, door het Grondwettelijk hof werd vernietigd, trad op 01.01.2021 de nieuwe wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk in voege.
Het statuut is dus niet verdwenen, maar er gelden wel andere regels.
De volgende activiteiten worden als verenigingswerk beschouwd:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt;
- sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
- conciërge van sportinfrastructuur;
- hulp en ondersteuning bieden op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector;
- hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties (zoals websites) in de sportsector;
- verstrekker van opleidingen, lezingen, en presentaties in de sportsector.
Indien u dus occasioneel een artikel voor deze website zou schrijven, valt uw bijverdienste daarvoor onder punt 5°.
U moet ten minste 18 jaar oud zijn en aan bepaalde tewerkstellingsvoorwaarden voldoen. Per kwartaal mag u maximaal gemiddeld 50 uur per maand prestaties verrichten. Voor uw prestaties ontvangt u een minimumvergoeding van € 5,10 per uur. De inkomsten mogen niet meer bedragen dan € 532,50 per maand en € 6.390 per jaar. Voor de eerste twee categorieën wordt het maximum maandbedrag vastgelegd op € 1.065.
Het bijklussen als verenigingswerker gebeurt niet evenwel niet langer volledig onbelast. De sportclub die een verenigingswerker onder de arm neemt, is een bijdrage van 10% van de overeengekomen vergoeding verschuldigd aan de RSZ. Daarnaast moet ook de verenigingswerker zelf een belastingheffing van 10% ondergaan.
U mag tijdens dezelfde periode niet voor dezelfde vereniging als verenigingswerker én als vrijwilliger die een onkostenvergoeding ontvangt aan de slag zijn. Het is daarentegen wel mogelijk dat bijvoorbeeld een sporttrainer het jaar aanvat als vrijwilliger en nadien overschakelt naar het statuut van de verenigingswerker.
Als een sportclub een beroep doet op een verenigingswerker, moet men een schriftelijke overeenkomst (hier vindt u een modelovereenkomst) afsluiten en aangifte doen via de onlinedienst Verenigingswerk.
Een vraag?
Zit u nog met een onbeantwoorde vraag of wenst u advies betreffende een bepaald argument? Aarzel dan niet om het contactformulier hiernaast in te vullen.
Het contactformulier wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy. Hun Terms of Service is van toepassing.